In het vorige artikel hebben we een overzicht gegeven van de twaalf taalpatronen binnen Sleight of Mouth. Deze patronen zijn krachtig in het herstructureren van beperkende overtuigingen en worden vaak gebruikt in zowel NLP als hypnotherapie. In dit artikel duiken we dieper in op elk patroon en geven we concrete voorbeelden van hoe je deze in de praktijk kunt toepassen.
1. Herdefinitie: De betekenis veranderen
Bij herdefinitie verander je de betekenis van een uitspraak door deze vanuit een ander perspectief te benaderen. Dit patroon is nuttig wanneer iemand een negatieve interpretatie geeft aan een situatie of overtuiging.
Voorbeeld: Cliënt: “Ik ben altijd zo koppig, dat is een slecht trekje.” Therapeut: “Koppigheid? Dat klinkt eerder als vastberadenheid. Veel succesvolle mensen zouden zonder die eigenschap nooit hun doelen bereiken.”
Hier wordt koppigheid, iets negatiefs, opnieuw gedefinieerd als vastberadenheid, een positieve eigenschap.
2. Gevolg: De consequenties benadrukken
Met het Gevolg-patroon benadruk je de gevolgen van een overtuiging, waardoor de cliënt nadenkt over wat er gebeurt als ze die overtuiging blijven vasthouden.
Voorbeeld: Cliënt: “Ik geloof niet dat ik ooit kan veranderen.” Therapeut: “Stel je voor hoe je leven er over tien jaar uitziet als je blijft geloven dat je niet kunt veranderen. Is dat wat je echt wilt?”
Door het consequentiepatroon te gebruiken, help je de cliënt te beseffen dat het vasthouden aan hun overtuiging negatieve lange termijngevolgen kan hebben.
3. Tegenvoorbeeld: Een voorbeeld geven dat de overtuiging ontkracht
Tegenvoorbeeld is een patroon waarin je een voorbeeld geeft dat de overtuiging van de cliënt ondermijnt.
Voorbeeld: Cliënt: “Iedereen in mijn familie heeft last van stress. Het zit in de genen.” Therapeut: “Ken je iemand in je familie of omgeving die stress heeft overwonnen, ondanks dat ze in dezelfde situatie zitten?”
Door een tegenvoorbeeld te geven, geef je aan dat de overtuiging niet universeel waar is en dat er uitzonderingen zijn.
4. Intentie: De positieve intentie achter de overtuiging blootleggen
Hier ga je op zoek naar de positieve intentie achter een beperkende overtuiging. Vaak helpt dit om de cliënt te begrijpen waarom ze vasthouden aan een overtuiging en opent het de mogelijkheid om deze te veranderen.
Voorbeeld: Cliënt: “Ik ben altijd bang om fouten te maken.” Therapeut: “Wat zou de angst voor fouten maken voor je kunnen betekenen? Beschermt het je misschien tegen teleurstelling?”
Door te focussen op de intentie achter de overtuiging, geef je de cliënt inzicht in waarom ze zo denken en bied je een mogelijkheid om die overtuiging te herzien.
5. Chunking Up: De overtuiging in een bredere context plaatsen
Met Chunking Up plaats je een overtuiging in een bredere context. Dit patroon helpt om abstractere doelen of bredere waarden te verkennen.
Voorbeeld: Cliënt: “Ik kan mijn werk nooit perfect doen.” Therapeut: “Wat is het grotere doel dat je probeert te bereiken door je werk perfect te willen doen? Wat betekent ‘perfectie’ in de grotere context van je leven?”
Door deze vraag te stellen, laat je de cliënt nadenken over het grotere plaatje en wat ze echt belangrijk vinden, in plaats van vast te houden aan perfectionisme.
6. Chunking Down: Inzoomen op specifieke details
Chunking Down is de tegenhanger van Chunking Up en helpt om een overtuiging meer in detail te onderzoeken. Dit patroon is nuttig wanneer een cliënt te algemeen denkt.
Voorbeeld: Cliënt: “Ik faal altijd in alles.” Therapeut: “Kun je me een specifiek voorbeeld geven van een situatie waarin je het gevoel had dat je faalde? Wat gebeurde er precies?”
Door in te zoomen op specifieke situaties, kan de cliënt zien dat hun overtuiging mogelijk een overgeneralisatie is.
7. Analogie: Gebruik van een analogie of metafoor
Een analogie helpt om een overtuiging in een andere context te plaatsen, waardoor de cliënt het vanuit een nieuw perspectief kan zien.
Voorbeeld: Cliënt: “Ik voel me vastzitten in mijn leven.” Therapeut: “Je leven is als een rivier. Soms zijn er obstakels, maar net als water, vind je altijd een weg om er omheen te stromen.”
Deze analogie helpt de cliënt te zien dat vastzitten een tijdelijke staat is en dat er altijd beweging mogelijk is.
8. Op jezelf betrekken: De overtuiging toepassen op de persoon zelf
Bij dit patroon gebruik je de overtuiging van de cliënt tegen zichzelf, om te laten zien hoe inconsistent het is.
Voorbeeld: Cliënt: “Ik kan anderen nooit vergeven.” Therapeut: “Kun je jezelf vergeven dat je die overtuiging hebt?”
Deze vraag dwingt de cliënt om hun overtuiging vanuit een ander perspectief te bekijken en kan helpen om de rigiditeit van de overtuiging te doorbreken.
9. Een ander resultaat voorstellen
Dit patroon gaat erom een alternatief resultaat voor te stellen dan wat de cliënt verwacht, waardoor hun overtuiging minder vast komt te staan.
Voorbeeld: Cliënt: “Als ik spreek in het openbaar, ga ik gegarandeerd falen.” Therapeut: “Wat als je zou ontdekken dat je spreken in het openbaar eigenlijk een van je grootste krachten is?”
Het doel hier is om de cliënt te laten overwegen dat er ook andere, positievere uitkomsten mogelijk zijn.
10. Hiërarchie van waarden: De overtuiging rangschikken binnen een hiërarchie van waarden
Dit patroon helpt om de overtuiging van een cliënt te rangschikken binnen een bredere set van waarden, wat vaak resulteert in een verschuiving in prioriteiten.
Voorbeeld: Cliënt: “Het allerbelangrijkste is dat ik altijd succesvol ben.” Therapeut: “Is succes belangrijker dan je gezondheid of geluk?”
Door deze vraag te stellen, help je de cliënt te zien dat hun overtuiging mogelijk botst met andere, hogere waarden.
11. Het frame vergroten: De tijdslijn vergroten
Dit patroon vergroot het kader van de overtuiging door het uit te rekken over een langere tijdlijn, zodat de cliënt de bredere gevolgen kan overwegen.
Voorbeeld: Cliënt: “Ik kan nooit veranderen.” Therapeut: “Stel je eens voor hoe je leven er over twintig jaar uitziet als je nog steeds vasthoudt aan die overtuiging.”
Dit patroon helpt de cliënt om te zien dat overtuigingen veranderlijk zijn en dat ze mogelijk in de toekomst anders kunnen denken.
12. Meta-frame: Een frame boven de overtuiging plaatsen
Met het meta-frame plaats je de overtuiging in een nieuw kader, wat kan leiden tot een herziening van de situatie.
Voorbeeld: Cliënt: “Ik ben bang om te falen.” Therapeut: “Wat als je angst om te falen eigenlijk een signaal is dat je op het punt staat om iets nieuws te leren?”
Dit geeft de cliënt een nieuw perspectief op hun angst en biedt een kans om deze te herwaarderen.
Conclusie
Sleight of Mouth biedt een veelzijdige set van taalpatronen waarmee hypnotherapeuten en NLP-beoefenaars beperkende overtuigingen effectief kunnen aanpakken. Elk patroon biedt een unieke benadering om vastgeroeste overtuigingen te herstructureren, wat leidt tot nieuwe inzichten en veranderingen in denken. Door deze technieken in praktijk te brengen, kun je cliënten helpen om beperkende overtuigingen los te laten en meer ondersteunende, bevrijdende overtuigingen te omarmen.
No responses yet